In memoriam | Wim Bulten is niet meer. Daarmee verliest Stad een markant verhuurder die op de goede weg was

Foto uit archief van Dvhn
.
Hij is het prototype van de selfmade man, met een beetje hulp van een startkapitaal. Vergaard door de verkoop van de melkquota van het boerenbedrijf van zijn ouders. Niet alleen qua uiterlijk (hippe bril, modieus sjaaltje), ook qua vervoer. Het liefst komt hij voorrijden in een van zijn Mercedessen. Daaronder twee oude barrels, dat moet gezegd. Maar de andere drie zijn bepaald geen C-klassers. Maar vooral ook innerlijk: Bulten gaat graag de strijd aan, heeft branie, een mening over alles en iedereen en bovenal een ingebakken bloedhekel aan eigenwijze sportleraren, salonsocialisten en slap gelul.
Verhit gesprek
Wim parkeerde zijn imponerende wagenpark overal in de stad. Dat gebeurde vaak ongegeneerd. Midden op de stoep. Of op plekken waar geen auto mocht rijden. Behalve die van Wim, want hij had een invalidekaart en uitzondering van de gemeente. Daar wilde ik jaren geleden over schrijven en dat wist hij toen ik hem op een dinsdagochtend in zijn witte Mercedes-jeep zag rijden over de Guldenstraat, voor de FEBO langs, richting Vismarkt.
Om bewijsmateriaal te verzamelen pakte ik de telefoon om hem te filmen. Dat zag hij, waarop hij zijn wagen pontificaal op de Vismarkt parkeerde en filmend naar mij toe kwam lopen. Tussen Beide Markten raakten we verhit in gesprek. Wim had een grote goudkleurige bril op, daarboven wapperde zijn typerende bos krullen in de wind. Een patserige ketting sierde zijn hals.
Typerend
Hij vroeg op hoge toon waarom ik hem filmde. Vertelde dat hij artrose had en amper kon lopen. En somde op wat hij allemaal voor goeds deed voor Stad. Om dat te onderstrepen wees hij naar een potsierlijke optopping op een historisch pand nabij. Opgetrokken met grote muren van glimmend staal, die in de ochtendzon net zo blonken als de ketting om zijn nek. “Kijk, dat hebben we ook gerealiseerd. Pand volledig gerenoveerd, opgeknapt en prachtig uitgebreid. Zo dragen wij ons steentje bij aan de studentenhuisvestingsproblemen.”
“Het is maar wat je mooi vindt, Wim”, counterde ik. “Maar ik snap het wel. Je ziet eruit als een kamper, die lelijke kitsch is precies je smaak.” Vond hij niet leuk. Maar hij kon er wel om lachen. We hebben daarna nog tien minuten prettig gekeuveld over Stad. Typerend voor onze verstandshouding.
Pelikaan S
Wim vond het ook niet leuk dat ik schreef over vermeende racistische opmerkingen van hem richting spelers van Pelikaan S, de voetbalclub waar hij voorzitter en geldschieter van was en groot over droomde. Het viel hem zo zwaar dat hij daags na de publicatie aankondigde een stap terug te doen bij zijn geliefde voetbalclub waar hij op handen werd gedragen. Als ik hem ergens voor belde in de jaren daarna begon hij steevast over dat verhaal. “Ik heb die jongens juist enorm geholpen. Ik regelde alles voor hen. Daarom valt het me zo zwaar en ik vind dat je me daarin niet eerlijk hebt neergezet.”
Dat ik publiceerde over de uitzending van BOOS, van Tim Hofman, vond hij ook zeer matig. Het verhaal zat anders, volgens hem. Maar zoveel anders zat het niet. Wim stond niet in zijn recht, behandelde die zaak als een botte boer in plaats van een gelikte PR-man en dat was voer voor de tv-maker. Wat wel anders werd na die uitzending was de wijze waarop Wim in de (verhuur)wereld stond.
“Ik wil een net bedrijf nalaten”
Hij vertelde me een paar jaar geleden dat Bulten Verhuur te groot was geworden voor gezeik. Dat hij een mooi en net bedrijf wilde overdragen aan zijn kinderen. Het bleef niet bij woorden. De klachten over hem droogden op. Daarvoor terug kwamen complimenten.
Via via kregen we te horen over een jongen met veel medische problemen en ellende die bij Wim werkte. De jongeman kon vanwege de complicaties nergens terecht. Wim had zich over hem ontfermd als over zijn eigen zoon. Daar werd ik weer mee geconfronteerd nadat we getipt werden over een ambulance op de stoep bij Bulten Verhuur. Bleek te gaan om die gast, die voor de zoveelste keer met spoed was opgenomen in het ziekenhuis. Dat vertelde Wim terwijl hij al urenlang waakte over het ziekenhuisbed waar de jongen op lag te herstellen. Hij had al zijn werk neergelegd en bleef daar zo lang tot de werknemer zijn ogen weer opende. “Ook al is dat in het holst van de nacht.”
Helpende hand in coronatijd
In coronatijd liet Wim ook zijn barmhartige kant zien. Hij benoemde vaak dat empathie en noaberschap door zijn ouders met paplepel werden ingeslagen. Nu bezigde hij dat in de praktijk. In de periode dat winkels en kroegen dicht moesten, werden commerciële huurders proactief benaderd door Wim. Die zocht daar niet zelf de media mee op, maar huurders waren er zo blij mee dat ze ons benaderden.
“Hij stelde direct voor om de huur voorlopig op te schorten. Na de lockdown zouden we wel weer om tafel gaan om te kijken hoe we het zouden oplossen, maar ik moest me daar vooral geen zorgen over maken”, mailde een van hen. “Dat is misschien wel een stukje waard, want dat is ook Wim. Het scheelt ons enorm veel stress.”
Twee kanten
Toen ik Wim daarover belde, nam hij op met: “Wat is er? Ga je weer wat negatiefs schrijven?” Dat was niet het geval, antwoorde ik. Iets positiefs juist. “Omdat kritisch zijn belangrijk is, maar dan moet je ook de andere kant belichten. Zeker als ondernemers mij bijna smeken om er wat aandacht aan te besteden.”
Bij kritische vragen kon Wim erg fel worden. Helemaal als het in zijn kantoor gebeurde. Boud zelfs. Over het randje soms en een enkele keer zo ziedend dat Tim Hofman van de trap werd getrokken voor de draaiende camera van BOOS. Maar zodra mensen lief spraken over hem, kroop hij juist in zijn schulp.
“We moeten elkaar helpen”
“Dat is toch normaal”, fluisterde hij op bedeesde en bijna verlegen toon. “We moeten elkaar helpen. Deden mijn ouders ook. Die namen mensen in huis die het moeilijk hadden. Samen moeten we het doen. Zeker in moeilijke tijden. Waarom zou ik nu huurgeld eisen van ondernemers die vanwege corona op hun gat liggen. Daar heeft niemand wat aan. Ik ga voor de lange en duurzame relatie waarin we omkijken naar elkaar.”
Die houding nam hij ook aan richting studenten die van hem huurden. Sommigen kwamen in de problemen omdat het bijbaantje niet meer bestond vanwege corona. Wim zou ze er niet uitgooien. Niet strooien met dwangbevelen, noch deurwaarders inschakelen. En ondertussen ging hij straf door met het opknappen en scherp onderhouden van zijn vele panden. Met eerbied voor de historie en oog voor praktisch gebruik. Hij wilde wat moois toevoegen aan Stad.
SP
Het beste voorbeeld daarvan is allicht zijn statige pand in de Nieuwe Boteringestraat. Piekfijn onderhouden, strak in de verf, vers in het houtwerk. En in schril contrast met het pand er pal naast, waar de SP deels eigenaar van is. Daarvan lekt de dakgoot en dat doet ie al zeven jaar. Het oogt alsof een student de hele KEI-week eierballen en rum heeft gebraakt vanuit de dakkapel.
“Na elke regenbui is het hier een waterval”, foeterde Wim begin dit jaar. “Het is een noodkijk. En het kost mij geld. De schoonmaakster kan na iedere regenbui de brut weer schoonmaken en door al het water vriezen de tegels op de grond en gevel regelmatig kapot. Elk jaar moeten er nieuwe op.” Wat het voor Wim extra wrang maakte, was de geschiedenis met de SP. In 2010 werd hij uitgeroepen tot Huisjesmelker van het Jaar door de jongerenafdeling van de SP in Groningen. Later moesten de Socialisten rectificeren omdat zij zich verkeerd hadden laten informeren. Volgens de Gezinsbode stak het Wim enorm en regende het steunbetuigingen van studenten die bij hem huurden.
Persoonlijke band
Ook persoonlijk leerde ik de fijne kant van Wim kennen. Er zijn periodes geweest dat ik behoorlijk werd bedreigd en geïntimideerd vanuit de vastgoedhoek. Nooit door Wim. Integendeel. Achter de schermen hield hij mij op de hoogte en briefde hij informatie door. Hij was het lang niet altijd eens met de kritische toon en de teneur van de pittige stukken over hem, maar hij bleef mij zien als mens in plaats van vijand en gunde mij veiligheid. En een glimlach, bij elke ontmoeting weer.
Eem zwaaien en toeteren als onze wegen elkaar kruisten. Regelmatig telefonisch of in Stad een gesprekje waarin we lijnrecht, doch vriendelijk, tegenover elkaar stonden. En altijd vol levenslust en een dosis geouwehoer. Vooral die keer toen ik hem benaderde met een idee voor onze webshop. Ik wilde zo’n bewegend hoederplankpopje maken van Wim, met dezelfde haardos, gouden bril en markante kop en die in de verkoop gooien. Daar moest hij hard om lachen en het leek hem oprecht wel wat. “Ik denk dat veel studenten blij met mij zijn en mij wel op de openhaardmantel willen.”
Dat denk ik ook, Wim.