Louise (76) wil Moesstraat vergroenen maar oogst een proces verbaal vanwege baldadigheid

Marie Louise staart in het beoogde guerrilla-tuintje. Foto van Willem Groeneveld

Marie Louise staart in het beoogde guerrilla-tuintje. Foto van Willem Groeneveld

Al bijna 40 jaar poogt Louise Jansen de Moesstraat in Groningen te vergroenen. Haar initiatieven knallen keer op kapot op de ambtelijke molen. Ten einde raad heeft ze daarom zelf de stoute tuinbroek aangetrokken. Dat komt haar duur te staan.

„Kom binnen, hang je jas op en ga zitten. Het is verschrikkelijk”, verzucht Louise Jansen in de deuropening. De 76-jarige moet zichtbaar nog eem bijkomen van wat daarvoor allemaal is gebeurd.

Twintig minuten eerder word ik gebeld door Jelle Tienstra, de bezorgde overbuurman. „Mijn buurvrouw werd net op de bon geslingerd omdat ze een tuintje wil aanleggen. Maar ze is koppig en ging stug door. Nu zijn ze met meer teruggekomen. Het is een hele heisa, er zijn een stuk of wat boa’s en een politieagent en dat allemaal vanwege een bejaarde die een tuintje wil aanleggen. Ze is behoorlijk overstuur.”

Fijn wonen aan de monding van het Plantsoen, maar...

Louise woont al op de kop af 37 jaar in het oude politiebureau op de hoek van de Moesstraat en Grachtstraat, aan een van de mooiste mondingen van het Noorderplantsoen. Het pand is net zo statig als mevrouw zelf, het uitzicht op het Noorderplantsoen is heerlijk en er is volop leven in de brouwerij. De ouddocent lichamelijke opvoeding en psychomotorisch therapeute geniet dan ook met volle teugen. Er is slechts een doorn in het oog, of nou ja, was er maar een mooie doornstruik. Dat is het hele probleem. De Moesstraat is een grijze en betonnen massa, in schril contrast met het aanpalende en in groen badende Plantsoen.

Daar ergert ze zich al decennia aan. „Overal in de buurt is het groen, behalve hier. Daarom wil ik wil hier graag bomen, planten en bloemen. Belangrijk voor het klimaat, om insecten te redden en tegen de hitte. Daarnaast is het mooi om het Plantsoen een beetje door te trekken, zodat het niet zo’n kille overgang is.”

37 Jaar vergroeningsdrang stukgelopen op bureaucratie

Via verschillende wegen probeert ze vanaf haar eerste dag in de Moesstraat, nog ver voordat global warming prangend werd, de boel te vergroenen. „Ik heb het keer op keer via de buurtvereniging geprobeerd, ben naar inloopavonden van de gemeente geweest en heb ambtenaren aan de mouw getrokken om ze de plannen te laten zien. Alle kosten wilde ik voor mijn rekening nemen. Ondanks al haar inspanningen komt er over al die jaren geen centimetertje groen bij in de Moesstraat.

„Het laatste excuus was dat voor bomen gaten van 5 bij 5 meter nodig zijn. Wat een onzin, de stad zit vol met bomen die minder ruimte hebben. Op de andere plannen die we met de buurt hadden, gingen ze amper in. Vergroening van de ruimte rondom verkeerspalen was niet mogelijk en de gevels moesten vrij blijven omdat Leffier anders geen onderhoud kon doen. Ik loop al bijna 40 jaar tegen muren omhoog.”

Om te onderstrepen dat het al lange tijd menens is, laat ze foto’s uit 1988 zien. „De straat werd opnieuw ingericht en na lang lobby van mij wilde de gemeente er toch leilindenbomen plaatsen. Daar waren die gaten voor. Drie weken later werden ze door de gemeente dichtgemaakt. Ze zouden er toch niet passen.”

Dubbel winnen

De jarenlange tegenwerkende bureaucratie noopt Louise tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Het plantje daarvoor wordt een paar maanden geleden gezaaid. „Van de voorzitter werkgroep groen van de Nooorderplantsoenbuurt, waar ik weer in zit om nog een keer te proberen hier meer groen te krijgen, kreeg ik een paar boeken over guerilla gardening. Daarin stond precies beschreven hoe ik een tuin in de stoep kon maken. Vooral het begin, de eerste tegel loskrijgen is lastig. Daarna gaat het makkelijk.”

Louise denkt direct aan de brede stoep van de Grachtstraat naast haar huis. Daar is genoeg ruimte.

„Baldadigheid, nou ja zeg”

Afgelopen zaterdag is, na weken voorbereiding, de grote dag. Verse potgrond staat klaar, daarnaast liggen planten en zaden. Aan het begin van de middag trekt Louise de werkkleding aan en begint met het wippen van tegels. De gedegen studie en het fijne weer werpen vruchten af. Binnen no time heeft ze een rechthoek van ruim twee vierkante meter vrijgemaakt van beton. Totdat twee gemeentelijke handhavers verschijnen.

„Ik kon dit niet doen, want het was gemeentegrond”, stelden ze. „En wat ik daarmee van plan was. Nou, een mooie tuin maken. Het wordt gestimuleerd om tegels te wippen en men roept constant om burgerinitiatieven. En dan mag dit niet?”, foetert de Groningse geërgerd. Ze is geenzins voornemens om te stoppen met de aanleg van het tuintje. Daarop wordt Louise op de bon geslingerd. „Voor baldadigheid, nou ja zeg.”

„Een beetje opstandig ben ik wel”

Daarnaast eisen de boa’s dat de de guerrilla-tuinier het gat dichtmaakt. „Ze vroegen of ik dat zelf zou doen. Dat was ik niet van plan. Dan zou Stadsbeheer een hek eromheen plaatsen en maandag het gat dichtmaken. De kosten daarvan waren voor mij.” Na wat gesprekken met enthousiaste buren en passanten, waaronder een tuinarchitect „die het een leuk initiatief vond”, besluit Louise na het vertrek van de boa’s door te gaan met de aanleg van het tuintje. Met een stoute glinstering in de ogen: „Een beetje opstandig ben ik door het gedoe wel geworden.”

Een half uur later krijgt Louise opnieuw bezoek van handhavers en de politie. Twee buurtgenoten adviseren haar om naar binnen te gaan en de confrontatie niet opnieuw aan te gaan, gezien alle emoties. De suggestie volgt de Groningse op. „Om het niet te laten escaleren.”

„Het gaat me aan mijn hart”


Vanuit haar huis ziet ze vervolgens de ene na de andere handhaver en de agent verschijnen. De parmantige dame wijst ontzet naar de brede stoep. „Je had het moeten zien. Hier stond de politieauto, daar schoot de wagen van handhaving heen en verderop stond nog een auto met boa’s. Ongelooflijk. In totaal waren ze hier met vijf man omdat ik een tuintje aanleg. Dat geloof je toch niet? En toen belden ze ook nog aan.”

„Ik heb zo’n oude klingelbel. Die wisten ze te vinden. Bellen, bellen en nog eens bellen. Maar ik wilde even niet opendoen. De gemoederen moesten bedaren. Het gaat me aan mijn hart. Gelukkig zijn ze uiteindelijk weer vertrokken.”

Protocol

De prille stille vrede wordt niet veel later opnieuw doorbroken. „Ineens stond er een vrachtwagen van de gemeente met zwaailichten en alles op de stoep. Ze gingen een hek plaatsen rondom het gat.” Daarna is het nog niet klaar. Terwijl wij aan het begin van de avond in de woonkamer in gesprek zijn, komt weer een politieauto aanrijden. Twee agenten stappen uit en bellen aan. Het blijken de wijkagenten te zijn. „Dat was een prettig gesprek”, appt Louise na afloop. „Ze waren begripvol en vonden mijn initiatief positief.”

Maar dat betekent niet dat het proces verbaal is ingetrokken. Hans Coenraads, woordvoerder van de gemeente daarover: „Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke stoep zomaar wordt opengebroken. Mevrouw kreeg daarom een proces verbaal onder de uiteindelijke noemer baldadigheid. Omdat ze vervolgens doorging, zijn we teruggekeerd met politie en handhaving. Dat is het protocol als iemand niet in gesprek gaat.”

Rest die kapotte stoeptegel

Om te voorkomen dat Louise naast het proces verbaal ook nog een rekening krijgt voor het repareren van het gat in de stoep, heeft ze ‘s avonds met buren, „waaronder een voormalig stratenlegger van de gemeente”, de brut netjes dichtgemaakt. Alsof er nooit iets is gebeurd. Alleen de dranghekken, die nu tegen het huis staan, herinneren nog aan het gedoe. En een gebroken tegel. „Maar dat kwam door hoe de handhavers ermee smeten, daar ging die kapot van. Ik had ze allemaal netjes op een stapel gelegd.”