Piet van Dijken draaft door: verandering

Piet van Dijken. Foto van Corné Sparidaens Foto: Corné Sparidaens
Er gaat een hoop veranderen werd ons beloofd. Zelfs de hoop zelf. Hoop, grote broer van moed. Ze slaan zich samen er doorheen, dat moet. Kijk zelf maar hoe. Bij dreiging weigeren. Vreemd kijken vrouwen om zich heen.’
In gedachten zie ik mezelf op de vroege maandagochtend van 2 januari Dagblad van het Noorden van de mat pakken en ontwaar in plaats van het te verwachten nieuws over de Oudejaarsnacht en Nieuwjaarsdag en de situatie in Oekraïne een gedicht van de Groninger dichter Jean Pierre Rawie. Dat zou toch wat zijn! De cover in zijn geheel beschikbaar voor de poëtische geest van deze zo geliefde dichter. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Geen Jean Pierre, maar uitleg dat prijspeil funest is voor gezonde voornemens en derhalve ongezonder eten een manier is om rond te komen met minder geld. Met als tweede onderwerp een foto in kleur met eronder de tekst dat eerder uitstel van de vuurwerkshow geen afstel blijkt te zijn voor Ten Boer. Ook dit ‘nieuws’ staat op de voorpagina van mijn krant. Met als aanvulling dat er nu al in Ten Boer wordt gesuggereerd de vuurwerkshows wat vaker te spreiden. Lekker belangrijk. Hoe anders zou het zijn geweest met een speciaal voor de krant geschreven gedicht van Jean Pierre Rawie. Prijspeil en het vuurwerkspektakel van Ten Boer waren beide met pagina 17 vast ook dik tevreden geweest.
Zelf ben ik ook even in mijn blauwe agenda uit 2002 gedoken om te kijken of ik misschien zelf nog een gedicht had dat eventueel voor de cover van de krant in aanmerking zou kunnen komen. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ze hiervoor bij lange na niet goed genoeg zijn. Zoekend in eigen poëzie kom ik toch altijd weer uit bij het gedicht ‘Aan Zee’. In stilte laat ik u meegenieten.
‘Ik keek met moeder naar de zee. We zaten zwijgend met ons twee. Mijn moeder en ik. En de zee. De zee leek een getemde leeuw. Boven zweef een enkele meeuw. Wij deelden elkaar ons leven mee. Mijn moeder en ik. En de zee.’
Het lijkt me een veel beter idee om mijn eerste column in 2023 te eindigen met een paar regels van de meester zelf. Met een gedicht van zijn in 1992 uitgegeven bundel Onmogelijk geluk.
‘Erop bedacht dat alles brak waarna ik maar mijn hand uitstak, dat alle dingen die ik mooi en onontbeerlijk vond ten prooi aan de genadeloze tijd ontluisterd werden en ontwijd, durf ik naar wat ternauwernood is terug-gezongen uit de dood, niet om te zien. Bij elke zin houd ik de laatste adem in.
Bij een gedichtenbespreking in 2003 wordt onder de noemer ‘bijzonderheden’ vermeld dat bovenstaand gedicht van Jean Pierre als een soort van inleiding maar misschien ook wel als een samenvatting van de bundel wordt gezien. Het is maar hoe men er zelf over denkt. Wat ik wel weet is dat wanneer deze regels op de voorpagina van de krant hadden gestaan er bij het merendeel van de lezers veel denkwerk aan te pas had moeten komen om te kunnen begrijpen waar dit over gaat.